Astrid Lindgren: Kaneelbollen met appel en amandel

‘Her belligerent son looked rather gloomy and she hastened to put some hot chocolate and freshly baked buns in front of him, which Eric liked very much. He had noticed the delicious smell of baking when he came up the stairs, and his mother’s tasty cinnamon buns did at least make life more bearable.’ – Karlsson on the roof, Astrid Lindgren

Kaneelbollen, ik maakte er al zoveel dat ik de tel kwijt ben geraakt: op verjaardagen, housewarmings, koffiezondagen, bij het ontbijt. Eerst de basic versie, daarna opgesmukt met allerhande fruit, karamel, noten. En ik at ze ook minstens evenveel: op diezelfde koffiezondagen, op een Deense ferry, een Stockholmse fikabar. Mijn vriend gebruikt ze steevast als verrassing met honderd procent slaagkans wanneer hij van de bakker wederkeert, en mijn mond is élke keer verbrand door het te ongeduldig uit de oven trekken van de bakschaal om de eerste hap te nemen. Tongblaren. Elke keer.

karlsson on the roofOp 4 oktober – sinds 1999 traditioneel Kanelbullens dag in Zweden (what. a. holiday.) – moet het in Zweedse huiskamers wemelen van de kaneelbollen. Zo ook in Astrid Lindgrens jeugdklassieker Karlsson on the roof, een verhalenbundel over de doodbrave jongen Erik en de rebelse poetsenbakker Karlsson, die op Eriks dak woont en hem mee op sleeptouw neemt. Klein, rond en met een vliegpropeller op zijn rug is Karlsson eigenlijk heel vervelend en zelfingenomen, maar toch is Erik gek op hem, want hij heeft een ongebreidelde fantasie en doet alles wat hij niet durft.

In het verhaal ‘Karlsson bets’ krijgt hij na een stevige pesterij – omdat iedereen denkt dat Karlsson ingebeeld is – vers gebakken kaneelbollen voorgeschoteld door zijn moeder, waarna zijn leven weer wat draaglijker wordt. My point exactly.

Dit is niet het makkelijkste recept om als thuisbakker tot een goed einde te brengen – van zodra er gist in het spel is, wordt het sowieso tricky – maar áls het tot een goed einde komt, is het ook echt goed. En dan bedoel ik écht goed, als in:

  • sneeuw met Kerst
  • sympathieke briefjes van de vorige lezer in een bibliotheekboek
  • een appel in één keer kunnen schillen zonder dat de schil breekt (deed ik tijdens dit recept.)
  • de kom van het deeg leeg likken (deed ik ook tijdens dit recept.)

Wanneer ze dan uiteindelijk uit de oven verschijnen – hun geur heeft op dat moment het huis al gevuld met voorbodes van winterse gezelligheid – dan lijkt ook die regenachtige lucht buiten een pak minder grijzig.

Kaneelbollen met appel en amandel

Voor het gebak:

  • 10g droge gist
  • 120 ml warme melk
  • 50g rietsuiker
  • 1 ei
  • 62g boter, gesmolten
  • 1/2 el kardemom
  • 1/2 tl zout
  • 300g bloem

Voor de vulling:

  • 30g bruine suiker
  • 1 el kaneel
  • 62g boter, gesmolten
  • 2 appels, geschild
  • 2 kruidnagels, gemalen
  • Sap van 1 citroen
  • Handje amandelschilfers

Voor de afwerking:

  • 1 ei, losgeklopt
  • Rietsuiker

Roer de gist samen met een snuif suiker onder de warme melk en laat schuimig worden. Klop de suiker, het ei, de boter en de kardemom op en meng de melk eronder tot je een glad mengsel krijgt. Doe het zout bij de bloem en zeef ze onder het deeg. Kneed alles goed door elkaar zodat je een stevig deeg hebt dat niet meer kleeft. Kleeft het nog te hard, voeg dan extra bloem toe. Bestuif daarna het aanrecht met bloem en kneed het deeg nog zo’n tien minuten verder. Leg het daarna in een kom bedekt met een natte theedoek en laat een uur rijzen op een warme plaats.

Maak de vulling door de boter te mengen met de suiker en de kaneel. (Voor wie het snel mag gaan, kan een pot speculoospasta open trekken ook.) Snij de appels in fijne schijfjes en bak ze samen met de kruidnagel aan in wat boter en blus met citroensap. Laat verder garen tot ze zacht zijn. Rooster daarna de amandelschilfers goudbruin in een droge pan.

Rol het gerezen deeg uit tot een rechthoek en besmeer de lap met de kaneelvulling. Schik de appelschijfjes op de vulling en verkruimel er de amandelschilfers over. Rol de lap langs de lange zijde op en snijd de rol in 12 plakken. Bekleed een bakplaat of ovenschaal met bakpapier en schik er de kaneelrollen op met 2 cm ertussen. Op een bakplaat zullen ze iets krokanter zijn, in een schaal iets stroperig, dus dat is hoe je ze het liefst eet. Dek af met een theedoek en laat nog eens een uur rijzen op een warme plaats.

Bestrijk de broodjes met het losgeklopte ei en bestrooi ze met wat suikerkorrels. Bak 15 tot 20 minuten af in een oven van 200 graden, tot ze goudbruin zijn.